Hoe laat ging jouw wekker vanochtend? En waarom zette je die wekker? Zelfregulatie is hier het toverwoord. Het is het vermogen om je gedachten, gevoelens en je eigen gedrag te beheersen. Gaat het goed met je, dan is dit meestal geen probleem. Maar heb je een psychische aandoening, dan is het dagelijks functioneren – en dus zelfregulatie – wel lastig. Het lectoraat GGZ stelde afgelopen jaren talloze thema’s aan de orde. Eén van die thema’s waar we vernieuwing hebben gebracht, is de focus op zelfregulatie als centraal aspect voor de psychische zorg. Vier ontwikkelingen waar we trots op zijn.
Na afloop van deze cursus weten hulpverleners precies hoe ze met cliënten dit begrip kunnen bespreken.
Of je nou een psychische aandoening hebt of niet: zelfregulatie is voor iedereen van belang. Mensen die een behandeltraject hebben gevolgd zijn op dit vlak alleen veel verder dan mensen die geen aandoening hebben. Maar hoe zit dat dan met al die professionals die zich dagelijks inzetten voor psychische gezondheid? Hoe bewust zijn zij zelf bezig met zelfregulatie? Daar kom je maar op één manier achter. Door het ze te vragen. Dat hebben we afgelopen jaar dan ook gedaan. Aan een wetenschapper van het Erasmus MC, aan een trainer bij de Parnassia Academie, aan een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en aan nog 13 andere professionals uit ons werkveld. Ze vertellen allemaal openhartig over hun persoonlijke ervaring met zelfregulatie. We hadden nog wel 100 mensen willen interviewen. Want zoals één van onze collega’s in het veld het mooi verwoordt ‘Zowel privé als op het werk laat het thema zelfregulatie mij niet los.’
Hoe achterhaal je als hulpverlener de kern én achterliggende reden waarom iemand moeite heeft met het dagelijks leven? Op tijd komen bijvoorbeeld. Of een taak afmaken. Of een relatie met iemand aangaan. En hoe kan je cliënt dit vervolgens verbeteren? Superhandig dat er nu een gespreksmethode is, waarmee je die problematiek op het gebied van zelfregulatie razendsnel achterhaalt én inzichtelijk maakt. En waarin het kinderspel is om de verbanden aan te wijzen. Het heet ZEEF. En het werkt met gekleurde blokjes en touwtjes. Niet alleen handig voor cliënten. Maar ook om op je studenten los te laten. Want waarom trek je die zak chips open als je eigenlijk van plan was te gaan sporten? En wat houdt je tegen om af te studeren? ZEEF het eruit.
Eh, groene blokjes, rode blokjes, blauwe blokjes, kaartjes en lading touwtjes. Hoe werkt die ZEEF-methodiek nou precies? Hulpverleners volgen natuurlijk eerst de basiscursus over zelfregulatie. En daarna kunnen ze hun hart ophalen in deze ZEEF-training. Ze ontdekken hier hoe ze hun cliënt zelf heldere doelen laten stellen. En hoe ze hem of haar bewustmaken van belemmeringen om die doelen te halen. Super praktisch.